Choreografe Liat Waysbort, You do a lot of hips
Ieder jaar in oktober wordt de Prijs van de Nederlandse Dansdagen Maastricht uitgereikt. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden voor het ontwikkelen van een avondvullende voorstelling. De winnaar zal dan volgend jaar in première gaan tijdens de Nederlandse Dansdagen 2013.
Liat Waysbort is een van de genomineerden. De van origine Israëlische volgde in 2006 het Masterprogramma choreografie aan de Codarts academie in Rotterdam, vanaf 1994 was ze al assistent choreograaf van onder meer Itzik Galili. De jury omschrijft haar werk als “warm, krachtig, zonder sentimenteel te worden”. Ook maakte zij een voorstelling geïnspireerd op Elvis Presley, daar wil Dansmagazine meer van weten.
Hoe zou jij jezelf als choreograaf omschrijven?
Ik zou mijzelf als choreograaf omschrijven, zoals ik mijzelf als persoon zou omschrijven. Ik denk namelijk, dat mijn werk samenhangt met mijn karakter. Ik ben nieuwsgierig naar mensen en hun mechanismen, ik probeer te luisteren en te ontdekken. Ik probeer te raken, ik wil geraakt worden en communiceren. Ik probeer levendig en dynamisch te zijn, soms ben ik pessimistisch. Ik probeer te blijven geloven, maar slaag daar niet altijd in. Ik ben koppig, maar altijd open naar anderen. Ik ben professioneel en ambitieus. Ik probeer gevoelig te blijven naar de mensen om mij heen. Ik kan soms neurotisch zijn over details.
Ik probeer alles te delen met mijn dansers. In de studio probeer ik hen te prikkelen, praat veel met ze en investeer in hun feedback.
Je heb eerst als danser gewerkt en je danste een tijd voor de Batsheva Company. Toch besloot je om naar Nederland te komen. Waarom?
In 1999 vloog ik in met de Batsheva Company om een productie bij Korzo (Den Haag) te doen. Terwijl ik hier bezig was, voelde ik, dat mij veel meer verantwoordelijkheid toebedeeld werd over het werk dan ooit tevoren. Dat sprak mij als danser erg aan. Hoewel ik een goede tijd heb gehad bij Batsheva, wilde ik na verloop van tijd meer. Ik wilde meer weten over dans, de geschiedenis, verschillende stijlen, andere choreografen ontmoeten, ik wilde zelf in staat zijn om artistiek materiaal te kunnen maken; te kunnen choreograferen.
Ik werd gefascineerd door de freelance structuur hier in Nederland, in Israël was dit heel anders. Ik was verrast door het feit, dat dansers hier een volwaardig en artistiek bestaan konden hebben, naast de gestructureerde gezelschappen. Deze vrijheid samen met de professionaliteit sprak mij zeer aan.
In Nederland heb je met verschillende mensen samengewerkt, je werkte ook als assistent- choreograaf voor onder meer Itzik Galili Je bent uiteindelijk zelf als choreograaf begonnen en geeft zelfs les. Waarom besloot je om zelf te choreograferen?
Op een gegeven moment vond ik het gewoon genoeg als danser, ik merkte dat ik minder geïnteresseerd was in het dansen zelf. Het was een organische overgang.
Ik had veel ervaring opgedaan als danser en kwam op het punt waarop ik mijzelf nog meer wilde uitdagen. Ik was nieuwsgierig of ik mijn kennis en creatieve ideeën samen kon brengen in een solide taal.
Zoveel ervaring als ik had als danser, zo weinig ervoer ik deze als maker. Ik vond dat ik te weinig kennis had over de geschiedenis en de intellectuele kant van de dans. Ik wilde weten waar “dans “vandaan kwam, zijn geschiedenis en hoe deze in onze hedendaagse kijk resoneert. Ik wilde meer weten, meer lezen, meer zien en instrumenten vinden om dit te kunnen doen. Als danser krijg je deze informatie niet altijd, eerder de individuele kijk van de maker zelf. Choreografen delen bijna nooit hun invloeden, idiomen en reflecties op die manier. Het blijft meestal bij de fantasie van de maker en de vertaling daarvan naar een fysieke expressie. Ik nam de tijd om al deze nieuwe dingen te leren.
Aan de andere kant heb ik wel altijd de behoefte gevoeld om zelf te maken. Ik heb zeker geen spijt van mijn danscarrière hoor, bijna al mijn dromen zijn waar geworden, sommigen zelfs overtroffen.
Een terugkerend thema in je werk is herinnering/geheugen. Vertel daar eens over, wat boeit je daar zo aan?
Ik denk dat ik daar zo mee bezig ben, omdat ik het zie als een manier om het leven te begrijpen. Het geheugen en de herinneringen gebruik ik om naar een verhaal te kijken en onszelf opnieuw te ontdekken. Het geheugen is zowel emotioneel als functioneel. Je ruikt bijvoorbeeld een geur, een herkenning, die dan een actie ingang zet, maar ons ook een herinnering terug brengt. Wij mensen zijn geaard in onze persoonlijke (his-)story. Alles relateert aan wat wij deden en wat ons omgeeft. Ik blijf niet in het verleden hangen hoor! Ik zie het juist als iets heel actiefs.
Het geheugen en herinneringen hebben een sterke kinetische activiteit. Zo bezit het lichaam zelf een geheugen, niet alleen dat wat je kunt zien, zoals een litteken, maar de motorische bewegingen die het maakt, de prikkels waarop het reageert. Alles resoneert in je lichaam.
Het geheugen is een mechanisme, een invloed op onze beslissingen en een instrument om deze te maken.
Er bestaat ook zoiets als het collectieve geheugen, maar sommige dingen zijn weer aan je roots gelinkt. Op een bepaald moment realiseerde ik mij, dat ik niet alleen een persoonlijk verhaal met mij meedraag, maar ook een collectief verhaal dat ook van mijzelf werd. Door mijn voorouders (Red.Joodse voorouders) droeg ik een pijn met mij mee, die niet mij direct werd aangedaan, maar toch draag ik deze mee. Ik vind het interessant hoe wij uit herinneringen zijn opgebouwd.
Om dit even wat praktischer te maken, wil ik het graag met je hebben over Elvis Presley. Hij was en is een groot icoon. Je wilde een stuk maken over het beeld van de man. Voor Brand New #1, van Dansateliers en Conny Jansen Danst, maakte je Male Version, waarin Elvis Presley een grote inspiratie vormde. Hoe kwam je daartoe?
Het was wel grappig, ik had dit idee, over het mannelijk ideaal en sprak met Peggy Olislaegers (Red. Directeur Nederlandse Dansdagen). Op een gegeven moment zei zij: “You do a lot of hips, you know?”, zo kwam ik op Elvis.
Voor Male Version was ik geïnteresseerd in het beeld dat ik had van Elvis. Het icoon als een representatie van een ‘echte man’, sekssymbool en succesvolle man. Ik onderzocht de verwachtingspatronen, hun lichaamstaal en sex appeal. Ik wilde erachter komen, wat onze samenleving als ‘mannelijke perfectie’ bestempelde. Samen met mijn dansers Maarten en Martijn ging ik de studio in, om te onderzoeken hoe zij tegen deze verwachtingen op leefden. Welke fysieke uitingen en dynamische kwaliteiten daaruit voort kwamen.
Aan de andere kant wilde ik ook meer weten over het karakter van Elvis. Hij was melancholisch en depressief, zeker naar het einde toe. Dat contrast vind ik interessant.
Jouw werk wordt omschreven als intens, krachtig, fysiek en warm. Hoe lukt het je om al deze kwaliteiten te combineren? Herken je jouw werk hierin?
Ik denk dat deze kwaliteiten een combinatie zijn van mijn fysieke mogelijkheden, mijn esthetische en kinetische keuzes. Maar ook smaak, kennis en thematiek, die gebaseerd zijn op mijn samenwerking met de dansers. Ik creëer een speelse omgeving voor mij en mijn dansers, waar binnen professionaliteit, humor en menselijkheid samenkomen.
Elk proces begint met verdieping in het onderwerp. Deze verdieping is een introductie voor mijn fysieke danstaal, mijn inspiratie voor het werk en mijn aandacht voor de dansers. Ik heb een enorm geloof dat wanneer je tijd in hen investeert, zich later een sterke en zekere groep ontwikkelt, die het werk dynamisch, sterk en levendig houden.
Ik heb een flexibel en sterk lichaam, daarom zoek ik de grenzen van mijn lichamelijke capaciteit op en kruip ik onder te huid. Ik ben gefascineerd door de manier waarop beweging het lichaam beheerst en de mogelijkheid van reproductie daarvan zonder zijn kracht of betekenis te verliezen.
Ik probeer mijn dansers dicht bij mijzelf te krijgen, alles met ze te delen. In het creatieve proces sta ik het toe om speels, maar ook kritisch te zijn tegenover het werk. Ik probeer een organische atmosfeer te creëren en heb liever geen frictie in de studio. Ik ben een beetje chaotisch. Ik denk dat door dit hele proces, deze kwaliteiten naar boven komen.
Tot slot, iedere genomineerde moet een projectvoorstel indienen, zouden wij een klein voorproefje mogen?
Dat mag, het is iets waar ik erg naar uitkijk. Het is een stuk voor twee vrouwen, waar ik een bijzondere band mee heb. Zij zijn belangrijk geweest voor mijn carrière in Nederland, ontzettend lief en geweldige performers.
Dus, over twee vrouwen, vertrouwelijke vrouwen, oudere performers. Of het over herinneringen gaat? Misschien, maar over de toekomst zeker!
Op 29 november gaat haar nieuwe stuk What’s Left in première in de Gouvernestraat en is een productie van Dansateliers. Kijk op de website.